Wilgenroosje (Epilobium angustifolium L. - Chamerion angustifolium L.)

Relevante planteninfo

1,5 m meerjarige hoge plant met opstaande, onvertakte stengel die roodachtig is.

Langwerpige, smalle bladeren over heel de stengel afwisselend verspreid.

Bloeiwijze in trossen aan de top van de stengel. Bloemen met felroze kleur, viertallige bloem (4 kroonbladen) onregelmatig gevormd. Meeldraden en stijl steken uit en buigen naar beneden. Bloeit uitbundig van juni tot augustus.

Na de bloei vallen uit de langwerpige doosvruchten pluizige zaden die zoals de paardenbloem door de wind verspreid worden. Kan zich razendsnel voortplanten.

Voorkomen: vrij algemeen, kapvlakten, wegenranden, ruigten, pioniersplant

Inhoudsstoffen: fytosterolen, flavonoïden, looistoffen (bladeren), wortel bevat slijmstoffen, triterpeenzuren enz.

Familie: Teunisbloemfamilie of Onagraceae

Andere soorten: Harig wilgenroosje (Epilobium hirsutum L.) wordt iets Kleiner (tot 1,2m) en heeft een kenmerkende, dichte beharing. Zachtbehaarde bladeren zijn tegenoverstaand. De bloemkroon is regelmatiger dan bij wilgenroosje. Deze komt vooral voor aan oevers en greppels. 

Eetbaarheid

Blad (van april tot de bloei) bevat veel vitamine C, te gebruiken in een theemengsel. Gekend als kapoorie in Rusland. Ook ter vervanging van gewone thee. Ook in sla of als gekookte groente te verwerken. Smaakt naar veldsla.

Jonge stengel kan je schillen en als een soort asperge opeten.

Bloemen en bloemknoppen zijn (rauw) eetbaar.

Jonge wortel (april) kan je gebruiken als kookgroente, of laten drogen en als verdikkingsmeel verwerken. Geroosterde wortelstokken als surrogaat koffie. Wortel heeft een zoete en scherpe smaak.

Ook het harig wilgenroosje kan je op dezelfde manier gebruiken.

Volksgeneeskunde

Jonge wortelstok werd vroeger in volksgebruik als verzachtend middel gebruikt (wortel bevat slijmstoffen) op de luchtwegen. Werd vroeger ook dondertoren genoemd: men gebruikte het wilgenroosje om de bliksem af te weren.

Pluizige zaden werden als opvulmateriaal gebruikt. 

Gebruik in huidige planten-geneeskunde

Bloeiende kruid, soms de wortel, meestal inwendig via infuus of tinctuur

Inwendig:

  • ontstekingswerend, anti-oedemateus en ontzwellende op de prostaat. Daarom een middel bij goedaardige prostaatvergroting en de ermee gepaard gaande problemen zoals allerlei plasproblemen. Ook bij ontsteking van de prostaat.

  • Door de slijmstoffen verzachtend op de luchtwegen.

  • Door de looistoffen gebruikt bij diarree (bij kinderen)

Uitwendig: als verzachtende gorgeldrank vb mondspoelmiddel bij aften, angina (door slijmstoffen) of via omslagen bij wondheling (looistoffen). 

Geen nevenwerkingen gekend.  Wel voorzichtigheid met medicijnen of andere kruiden tegen BHP (benigne prostaathypertrofie)

Het harig wilgenroosje werd vroeger ook medicinaal ingezet, maar nu is daar geen betrouwbare info meer over gevonden. 

Bijkomende weetjes

Anders dan de naam doet vermoeden, heeft wilgenroosje niks met rozen te maken.  Het blad gelijkt op een wilgenblad.

De bloesems openen zich aan de tros van onder naar boven waardoor zelfbestuiving voorkomen wordt. (de bloemen zijn eerst alleen mannelijk en pas de volgende dag vrouwelijk)

Pioniersplant. Duikt vaak als eerste op na brand of boskap.

Previous
Previous

Winterpostelein (Claytonia perfoliata Willd.)

Next
Next

Wilde reseda (Reseda lutea L.)