Rood guichelheil (Anagallis arvensis L.)

Relevante planteninfo

Met zijn scharlakenrode kroonbladen valt dit kleine plantje van 5 tot max 15 cm hoogte onmiddellijk op.  Het is een éénjarig kruid, vierkante stengel, 5 kroonbladen met getande bladrand die bloeien van mei tot september.  Blauwvormige bloemen kunnen ook en zijn een ondersoort. De tegenoverstaande eironde, glanzende bladeren hebben onderaaan zwarte klierpuntjes. De vruchtjes zijn kleine, bolronde doosvruchten.

Kruid dat je vooral treft in ruigten, langs akkers op droge, goed doorlatende grond.

Inhoudsstoffen: alle delen, vooral de wortel, bevat triterpeensaponinen, looistoffen, bitterstoffen, een eiwitafbrekend enzyme, etherische olie en het giftige curcurbitacine

Fam: Primulaceae

Eetbaarheid

Blijkbaar zijn er beschrijvingen van culinaire toepassingen van de bladeren. Maar hier is een potentieel gevaar voor vergiftiging, dus beter niet doen!  

Volksgeneeskunde

De Nederlandse naam guichelheid is afgeleid van heil – heilzaam en guichel wat gekheid – razernij betekent. Annagallis verwijst naar ‘ik praal, ik pronk’. Mogelijks daarom dat Linnaeus dacht dat het melancholie zou verdrijven.  Plinius en Dodoens gebruikten het o.a tegen oogziekten bij trekdieren, leverziekten, tegen zweren, uitzakkingen van de anus, waterafdrijvend, tegen hondsdolheid (een gebruik dat tot de 19 de eeuw toegepast werd). Dodoens maakte een onderscheid tss rood en blauw guichelheil.  De blauwe versie om uitzakking van de aarsdarm terug te dringen, de rode voor het omgekeerde effect.  .

In de volksgeneeskunde gekend als gekkengeneesmiddel en het geloof dat guichelkracht bloedingen kon stelpen.  Het inwendig gebruik was, omwille van de nevenwerkingen, beperkt als urinedrijvend middel, bij blaas- en nierstenen, evenals leverkwalen.  Men nam een thee van het ganse kruid. De aanwezige eo veroorzaakt hoofdpijn en nausea.

Uitwendig kwam het van pas bij verzweringen en slecht helende wonden. 

Gebruik in huidige planten-geneeskunde

Momenteel zijn geen medicinale toepassingen gekend.  In 1987 werd in een Frans onderzoek aan de aanwezige triterpene saponinen een anti-virale werking toegeschreven tegen polio en herpes. 

Weetjes

Tot de 17 de eeuw  sprak men over ‘Guychelheylmanneken’ en een ‘Guychelheylenwijfken’ en dit omdat men dacht dat de rode versie ‘mannelijk’ was en de blauwe versie ‘vrouwelijk’

De giftigheid van guichelheil vindt men terug in de oude Nederlandse volksnaam ‘vergiftige miere’ of giftige muur.

Previous
Previous

Schapenzuring (Rumex acetosella L.)

Next
Next

Rode Klaver (Trifolium pratense L.)