Douglasspirea (Spiraea douglasii (HOOK))

Relevante planteninfo

Voorkomen: Bodem: zonnige en licht beschaduwde plaatsen met vochtige tot natte, vaak vrij zure grond (zand, leem en veen). Groeiplaatsen: broekbossen, bosranden, waterkanten en moerassen. Oorspronkelijk uit het westen van Noord-Amerika. In Europa ingevoerd als sierstruik. Verwilderd en plaatselijk ingeburgerd in West-, Noordwest- en Midden-Europa.

Botanie: een vaste overblijvende plant (struik) die bloeit van juli tot en met september. Kan van 50 cm tot 1,5 meter groot worden. De planten kunnen zich via wortelstokken (vegetatief) sterk uitbreiden en zo grote bestanden vormen. De stengels verhouten. De bladeren zijn gesteeld, spits/langwerpig tot elliptisch. De onderkant van de bladeren viltig behaard; wit tot grijs en met duidelijke nerven. De bladrand is alleen in de bovenste helft getand, de kleinere bladen onder de bloemen zijn meestal gaafrandig. De bloemen zijn twee-slachtig. De donkerroze bloemen vormen samen grote, eindstandige en langwerpige trossen. De kelkbladen zijn na de bloei teruggeslagen. De meeldraden zijn dubbel zo lang als de kroonbladen. Vruchten zijn een eenzadige dopvrucht of nootje. De vruchtjes zijn glanzend en kaal. Heel waarschijnlijk breidt de soort zich in onze omgeving niet uit via zaad. De soort vermeerdert zich hier voornamelijk vegetatief. Tweezaadlobbig.

Familie: Rosaceae (rozenfamilie)

Inhoudsstoffen: geen info over terug te vinden.

Eetbaarheid

Niet eetbaar !!!

Volksgeneeskunde

Geen info over terug te vinden.

Gebruik in huidige planten-geneeskunde

Niet van toepassing -

Bijkomende weetjes

Naamgeving (Etymologie): Spiraea is afgeleid van het Griekse speiraia (gedraaid) en verwijst naar de gedraaide vruchten uit dit geslacht. Douglasii is genoemd naar de Schotse botanicus David Douglas (1798-1834).             

Previous
Previous

(Gewone) Dopheide (Erica tetralix L.)

Next
Next

Daslook (Allium ursinum L.)